Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Inleiding

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing wordt ingegaan op de bestaande risico's binnen de gemeente en het vermogen om deze risico's (financieel) op te vangen op het moment dat ze zich daadwerkelijk voordoen. De relevante kaders zijn vastgelegd in de nota Weerstandsvermogen en risicobeheersing (vastgesteld september 2020) en de nota Reserves en voorzieningen (vastgesteld in juni 2023). 

De paragraaf is onderverdeeld in zes blokken:

  • Het risicoprofiel, hier wordt ingegaan op de bestaande risico's;
  • De weerstandscapaciteit, hier wordt bepaald wat de ruimte is om risico's op te vangen;
  • De ratio weerstandsvermogen, hier wordt beoordeeld in hoever de risico's in verhouding staan tot de weerstandscapaciteit;
  • De financiële kengetallen, hier wordt bovenstaande in een breder (vanuit het BBV) verplicht perspectief geplaats;
  • De bandbreedte, hier wordt het exploitatiesaldo in een bandbreedte geplaatst;
  • De reserve Koers 2030

Risicoprofiel

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Risicoprofiel

Het risicoprofiel wordt bottom-up opgebouwd. Alle risico's met een ingeschatte impact van groter dan € 10.000 worden hierbij meegenomen. Per risico wordt vervolgens bepaald of het een incidenteel, of een structureel risico betreft. Een structureel risico wordt voor 2,5 jaar opgenomen in het risicoprofiel. Er is daarmee 2,5 jaar (gewogen) budget gereserveerd om voor een dergelijk risico een structurele oplossing te vinden. Dit is nodig omdat de weerstandscapaciteit niet structureel kan worden aangesproken. Naast risico's worden er indien aanwezig ook kansen opgevoerd.


Per risico wordt vervolgens bepaald hoe groot de kans van optreden is. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in vier klassen: 

Dit levert vervolgens per risico een bedrag op. Met behulp van zeven risico gebieden zijn deze in onderstaande tabel weergegeven: 

 

 

Het laatste risicoprofiel van de gemeente Sliedrecht staat in de Begroting 2025. Het totale risico bedroeg op dat moment € 10,0 miljoen. Er is nu is voor € 11,8 miljoen aan risico's geïdentificeerd. Het totaal van de risico’s stijgt daarmee met € 1,8 miljoen. De verklaring daarvoor ligt in het risico ten aanzien van de algemene uitkering (toegenomen) en de projectrisico's (afgenomen). Per abuis is in de Begroting 2025 het risico ten aanzien van de herijking gemeentefonds - suppletieuitkering gepresenteerd onder overige risico's in plaats van onder Algemene uitkering, dat is gecorrigeerd. 

We lichten hier de vijf grootste risico's nader toe. Daarmee is 96% van het totale risico gemoeid. 

1. Herijking gemeentefonds – suppletieuitkering, € 5.494.000 (Algemene uitkering)  
De herijking van het gemeentefonds is doorgevoerd. Het effect werd in eerste instantie beperkt tot € 37,50 per inwoner met behulp van een zogenaamde suppletie uitkering binnen het gemeentefonds. Dit is ook het bedrag waarmee de uitkering voor Sliedrecht is verlaagd. De onderbouwing voor deze beperking tot € 37,50 per inwoner is een politieke afspraak. Wanneer afspraken anders komen te liggen dan bestaat het risico dat de suppletie uitkering wegvalt, danwel lager wordt. In het voorjaar 2025 is duidelijk geworden dat de politieke afspraak aan het schuiven is. De kans dat het risico optreedt is daarom verhoogt van 'mogelijk' naar 'aanzienlijk'.

2. Projecten, € 2.902.000 (Project risico's)
Het succesvol uitvoeren van projecten gaat naast het realiseren van doelstellingen over het beheersen van risico's. Bij het uitvoeren van projecten bestaan er altijd risico's, denk aan: 

  • risico's die verband houden met de aard van het plan (bijvoorbeeld omdat er technisch complexe onderdelen inzitten waarbij zich onvoorziene kosten kunnen voordoen);
  • risico's die verband houden met het tijdstip waarop het plan gerealiseerd wordt (er kunnen zich nieuwe omstandigheden voordoen waarop geanticipeerd moet worden);
  • risico's die verband houden met gehanteerde parameters (bijvoorbeeld indexering van prijzen en rentestanden). 

3. Rente, € 2.063.000 (Dividend en rente risico's)
De in de begroting opgenomen ambities kennen een groot liquiditeitsbeslag, er is veel geld nodig. Geld dat niet allemaal op de bank staat. De uiteindelijk te betalen rente is afhankelijk van twee factoren. Het tempo waarmee investeringen gerealiseerd worden en de stand van de rente. Beide factoren zijn verre van stabiel en resulteren bij elke nieuwe berekening weer in een nieuwe waarde. Wanneer de rente hoger uitvalt dan begroot (ruim 3,0%) en wanneer alle investeringen conform planning worden gerealiseerd dan ontstaan er meer rentekosten dan begroot. 

4. Gemeenschappelijke regelingen, € 1.338.000 (Verbonden partijen)
Er is sprake van een algemeen risico door deelname aan een gemeenschappelijke regeling. Negatieve exploitatieresultaten worden doorgelegd naar de eigenaren, de gemeenten. De totale bijdrage aan verbonden partijen bedraagt in 2025 naar verwachting € 57,1 miljoen. In het risico houden we rekening met een overschrijding van 2,5% van deze bijdrage. Dit komt bovenop het risico zoals genoemd onder 5.  

5. Budget GR Sociaal, € 518.000 (Verbonden partijen)
Er is sprake van een dubbele vergrijzing (er komen meer senioren en mensen worden gemiddeld ouder). Dit heeft een stijgende tendens in de kosten van GR Sociaal tot gevolg. Het inschatten van deze stijging is een complexe aangelegenheid door de grote hoeveelheid variabelen. Er is daarom een risico opgenomen voor mogelijk hogere kosten dan begroot. Dit komt bovenop het risico zoals genoemd onder 4.  

Weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit bestaat uit het saldo van de algemene reserve, de niet beklemde bestemmingsreserves en de opgenomen post voor onvoorzien. Daarnaast tellen we voor de weerstandscapaciteit 20% van de niet benutte belastingcapaciteit en 20% van de stille reserves mee. Dat resulteert in de volgende beschikbare weerstandscapaciteit:

1. Algemene reserve
De stand algemene reserve bevat de stand van de algemene reserve op 31 december 2024 (€ 9,5 miljoen) en het rekeningresultaat zoals dat over 2024 gerealiseerd is (€ 6,1 miljoen). Op basis van de het voorstel resultaat bestemming wordt dit bedrag nog nader verdeeld. 

2. Niet beklemde reserves
Deze regel is nog enkel opgenomen voor de vergelijkende cijfers vanuit de JR2023. Er zijn geen niet beklemde reserves meer.  

3. Onvoorzien
De post onvoorzien is in de jaarrekening niet meer aanwezig. Het gemoeide bedrag is onderdeel geworden van het resultaat 2024. 

4. 20% van de stille reserves
Er ontstaan zogenaamde 'stille reserves' doordat bezittingen tegen historische kostprijs moeten worden opgenomen op de balans (voorschrift BBV). We onderkennen twee stille reserves, namelijk het vastgoed- en het aandelenbezit. 

Stille reserve vastgoed
We kunnen de panden van de gemeente opdelen in twee categorieën. De eerste categorie gaat over panden (denk aan kantoren) in een zogenaamde redelijke markt. Dat is een markt waarin sprake is van 'normaal' vraag en aanbod. De tweede categorie gaat over panden in een beperkte markt (denk zwembaden, sportcomplexen). Deze panden zijn niet eenvoudig te verhandelen.

We bepalen de stille reserve vastgoed door de WOZ-waarde (voor panden in een beperkte markt 70% van de WOZ-waarde) te verminderen met de boekwaarde. De totale stille reserve vastgoed bedraagt € 6,8 miljoen. Daarvan is € 1,4 miljoen meegenomen in de weerstandscapaciteit (20%). 

Stille reserve aandelen
De gemeente bezit aandelen van de Bank Nederlandse Gemeenten, ROM-D, Oasen en Stedin. 
De aandelen BNG hebben volgens het jaarverslag 2023 een waarde van € 80,- per aandeel. Uitgaande van deze waarde, bestaat er een stille reserve van € 2,4 miljoen. Daarvan is € 0,5 miljoen opgenomen in de weerstandscapaciteit. De overige aandelen hebben naar verwachting geen hogere waarde dan de verkrijgingsprijs. 

5. 20% van de onbenutte belastingcapaciteit
In de regelgeving over de eventuele artikel 12 status van een gemeente staat hoe we het gemoeide bedrag van de onbenutte belastingcapaciteit moeten bepalen. Om daarvoor in aanmerking te komen, moet de OZB opbrengst eerst worden verhoogd tot 120% van het landelijk gemiddelde. Voor Sliedrecht resulteert die berekening in een bedrag van € 2,3 miljoen en daarmee in een bijdrage aan de weerstandscapaciteit van € 0,5 miljoen.  

Ratio weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Ratio weerstandsvermogen

Om te bepalen hoe de verhouding is tussen de benodigde weerstandscapaciteit en de beschikbare weerstandscapaciteit gebruik je de ratio voor het weerstandsvermogen (weerstandsratio). De weerstandsratio bereken je door de beschikbare weerstandscapaciteit te delen door de benodigde weerstandscapaciteit. In Sliedrecht streven we een ratio na van minimaal 1,0. Daarmee is voldoende dekking voor het totale risicoprofiel aanwezig en wordt niet onnodig beslag gelegd op middelen die ten behoeve van de beleidsdoelstellingen kunnen worden ingezet. De berekening van de ratio weerstandsvermogen ziet er als volgt uit:

Wanneer er conform de voorgestelde resultaatbestemming wordt besloten, dan zakt de ratio van 1,91 naar 1,26.

De bepaling van de weerstandsratio is per definitie gebonden aan een moment in de tijd. Het is daarom relevant beeld te hebben bij het verloop vanuit het verleden naar de toekomst. In onderstaande tabel brengen we dat in beeld: 

In de grafiek valt één ding op: 

  • Vanaf 2026 loopt de beschikbare weerstandscapaciteit sterk terug. Dit wordt veroorzaakt door het niet sluiten van de jaarschijven 2026 en verder. Dit leidt ertoe dat in die jaren aanspraak gedaan zal moeten worden op de algemene reserve. Het opgestarte proces dat moet leiden tot een structureel sluitende begroting zorgt ervoor dat dit uiteindelijk niet gaat gebeuren, zie hiervoor de Kadernota 2026. In de Begroting 2026 zullen de dalende lijnen daardoor niet meer aanwezig zijn. 

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Financiële kengetallen

In de P&C-documenten moet een gemeente verplicht ingaan op de financiële kengetallen. Deze kengetallen geven een beeld van de financiële situatie waarin een gemeente zich bevindt. Het betreft de volgende kengetallen: netto schuldquote, solvabiliteitsratio, grondexploitatie, structurele exploitatie ruimte en de gemeentelijke belastingcapaciteit.

Netto schuldquote
De netto schuldquote is de netto schuld als aandeel van de inkomsten. Het geeft aan of een gemeente investeringsruimte heeft. Het zegt daarnaast iets over de flexibiliteit van de begroting: veel schulden en kapitaallasten leiden tot een inflexibele begroting. Een netto schuldquote tussen de 90% en 130% wordt gezien als voldoende. Een lagere netto schuldquote dan 90% wordt gezien als goed.

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen op langere termijn te voldoen.  Het geeft de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen weer. Een percentage van 20% tot 50% wordt als voldoende gezien.

Grondexploitatie
Het kengetal grondexploitatie geeft een indicatie van de verhouding van de in exploitatie genomen gronden ten opzichte van de totale baten. Het geeft een indicatie of een gemeente veel geld in grond heeft geïnvesteerd, geld dat in de toekomst moet worden terugverdiend. Een kengetal grondexploitatie lager dan 20% wordt gezien als goed.
Structurele exploitatie ruimte
De structurele exploitatieruimte geeft weer hoe groot de structurele vrije ruimte binnen de jaarrekening. Een kengetal groter dan 0 duidt op structurele ruimte.

Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit maakt inzichtelijk welke mogelijkheden de gemeente heeft voor het genereren van hogere baten. Dit kengetal geeft weer hoe de belastingdruk zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. De woonlasten van een gezin bij gemiddelde WOZ-waarde worden afgezet tegen het landelijk gemiddelde. Is het kengetal lager dan 100%, dan zijn de woonlasten lager dan gemiddeld in Nederland. Het verschil tussen het kengetal en 100% geeft de ruimte aan om de belastingen te verhogen tot het gemiddelde.

In onderstaande tabel is dit schematisch weergegeven:  

Bij de Jaarrekening 2024 horen de volgende financiële kengetallen: 

Beschouwing financiële kengetallen
Eén kengetal in één enkel jaar geeft niet veel informatie. Het is belangrijk de kengetallen in samenhang te zien. Bovendien is naast de stand ook het verloop van de kengetallen relevant. Op één na vallen alle kengetallen bij de Jaarrekening 2024 in categorie A. Dat betekent dat er sprake is van een laag risico. 

Netto schuldquote
De waarde van de netto schuldquote valt in categorie A. De waarde is drie procent hoger dan bij de JR2023, maar ook fors lager dan begroot. Het verschil met de begroting ontstaat, omdat er geen leningen zijn aangetrokken. 

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio valt in categorie B. Er is bij de solvabiliteit sprake van een dalende tendens en de voorziene stijging bij de B2024 is niet gerealiseerd. Dit verdient daarom enige nadere aandacht. 

Voor de solvabiliteit deel je het eigen vermogen door het totale vermogen. Beide zijn gestegen ten opzichte van de JR2023, maar het totale vermogen aanzienlijk meer. Dit wordt voor een deel veroorzaakt door de subsidie van het Rijk voor de Noord-zuid verbinding. Door deze subsidie neemt het vermogen toe met ongeveer € 20 miljoen (kasgeld - activa, vooruitontvangen - passiva). Wanneer we de subsidie inzetten neemt het solvabiliteitspercentage tot ongeveer 50%.  

Grondexploitatie
Het kengetal valt in categorie A. De grondexploitaties vormen een zeer beperkt geheel ten opzichte van de totale exploitatie. 

Structurele exploitatieruimte
Het positieve jaarrekeningresultaat vertaald zich eveneens in een hoger dan verwachte waarde voor het kengetal structurele exploitatie ruimte.  

Belastingcapaciteit
Hoewel er bovenop de reguliere indexatie een aanvullende opbrengst van 6,0% is verwerkt in het OZB tarief 2024 blijft Sliedrecht gelijk oplopen met de rest van Nederland qua doorgevoerde stijging. De beschikbare belastingcapaciteit blijft daardoor stabiel. 

Bandbreedte

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Bandbreedte

De paragraaf Weerstandsvermogen is van oudsher gebaseerd op risico's die zich vertalen in een bedrag. Waarbij je het gemoeide bedrag afzondert in je reserves, zodat je dit risico kunt 'opvangen'. Dit is een werkwijze die vooral past bij risico's die zich eenmalig voordoen. De reserve is tenslotte een incidentele dekking. In de werkelijkheid zijn veel risico's van structurele aard. In de berekening wordt het jaarbedrag van een dergelijk risico vermenigvuldigd met 2,5. Op deze manier wordt er 'tijd' gekocht om het risico te verwerken in de meerjarenbegroting. Wanneer het risico na 2,5 jaar nog steeds bestaat dan is er geen vermogen meer gereserveerd waarop aanspraak gedaan kan worden. Voor dergelijke risico's is het denken in bandbreedten / scenario's ten opzichte van het exploitatiesaldo een veel beter instrument. Voor de meerjarenbegroting geldt de volgende bandbreedte (slechts beperkt aangepast ten opzichte van de Begroting 2025,  de volledige herijking zit bij de Kadernota 2026):

De grafiek laat zien dat het ravijn in 2026 ook dieper kan uitpakken en vervolgens ook nog eens dieper kan worden. Wanneer je naar de bovenkant van de bandbreedte kijkt dan zie je dat ook in positieve scenario's gemeentelijke ombuigingen nodig zullen zijn om tot een sluitende begroting te komen. In de bandbreedte zijn voor een vijftal dossier risico's uitgewerkt. Kenmerkend voor deze risico's is dat wat zich daadwerkelijk voordoet slechts beperkt beïnvloedbaar is. De onderliggende risico's betreffen: Serviceorganisatie Jeugd & de GR Sociaal, energie, afschrijvingslasten, rente en de financieringssystematiek van gemeenten.

 

Koers 2030

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Koers 2030

Een volledig zicht op het vermogen is niet compleet zonder inzicht in de reserve Koers 2030. De reserve Koers 2030 is bedoeld om doelen uit de Koers 2030 te kunnen realiseren. Inzet vindt plaats voor specifiek goedgekeurde projecten, danwel programma's. In onderstaande staafdiagrammen is per jaar te zien voor welke projecten/programma's budget is gereserveerd en welk deel nog ingezet kan worden. 

Dezelfde informatie ziet er in tabelvorm zo uit:

De omvang van de 'staafjes' per project verschilt soms van jaar tot jaar. Dit komt doordat er middelen worden toegevoegd, danwel onttrokken. Waar er sprake is van dergelijke wijzigingen van omvang is dat het gevolg van door de gemeenteraad goedgekeurde onttrekkingen / toevoegingen. Het college is in deze gevallen bevoegd tot het doen van de bijbehorende uitgaven. 

Andere 'staafjes' blijven gelijk qua omvang. In deze gevallen is er nog enkel sprake van een reservering en is het college niet bevoegd over te gaan tot daadwerkelijke besteding. Daarvoor is eerst een nader besluit van de gemeenteraad nodig. Dit is bijvoorbeeld het geval bij Burgemeester Winklerplein.

Het verschil tussen de JR2023 en de JR2024 wordt verklaard door de volgende toevoegingen en onttrekkingen (inzet): 

1. Nog niet verdeelde middelen
De verhoging van de nog niet verdeelde middelen (erin) valt uiteen in vier bedragen. Allereerst is er vanuit de Begroting € 200.000 gestort. Dit bedrag is vanuit de exploitatie toegevoegd aan de reserve. Vervolgens is er € 2.118.000 gestort vanuit de bestemming van het resultaat 2023. Ten derde is er vanuit het resultaat dat ontstond in de Winternota 2024 € 3.823.000 extra gestort. Tenslotte is er vanuit 12. Ruimtelijk vernieuwingsfonds € 8.000 'teruggekomen'.  

De bedragen die aan de nog niet verdeelde middelen zijn onttrokken (eruit) zijn niet uitgegeven, maar op basis van raadsbesluit gereserveerd voor een project. Het bedrag van € 9.295.000 is gelijk aan de bedragen onder 7. - 10. Dat zijn de betreffende projecten 

5. Sliedrechters schuldenvrij en actief
Er is € 188.000 uitgegeven aan Sliedrechts schuldenvrij en actief. 

6. programma Ruimtelijke Vernieuwing – programmakosten
Er is € 486.000 uitgegeven aan het programmabureau Ruimtelijke Vernieuwing. 

7. - 10. programma Ruimtelijke Vernieuwing – projecten
Door de gemeenteraad zijn diverse bedragen gereserveerd. Zie hiervoor het raadsbesluit Noord-zuidverbinding – De Groene verbinding, het raadsbesluit Een Sliedrechts zwembad en tenslotte het raadsbesluit Voorbereidingskrediet Noord – Zuid verbinding.

12. Ruimtelijk vernieuwingsfonds
De reservering voor het ruimtelijke vernieuwingsfonds stamt nog vanuit de tijd voordat de reserve Koers 2030 was gevormd. Het budget is bedoeld voor de implementatie van de Omgevingswet. In 2023 is € 8.000 van het beschikbare budget niet ingezet. Het is niet nodig dit geserveerd te houden voor dit doel, daarom valt dit terug naar de 1. Nog niet verdeelde middelen.