Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Inleiding

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing wordt ingegaan op de bestaande risico's binnen de gemeente en het vermogen om deze risico's (financieel) op te vangen op het moment dat de risico's zich daadwerkelijk voordoen. De relevante kaders zijn vastgelegd in de nota Weerstandsvermogen en risicobeheersing (vastgesteld september 2020). In eerste instantie is dit verder aangescherpt met behulp van het amendement 'Algemene risicoreserve', zoals dat is aangenomen bij de behandeling van de Begroting 2021.  Met het vaststellen van de Nota Reserves en Voorzieningen (juni 2023) is één-op-één verwerking van het amendement vervallen. De intentie van het amendement is verwerkt in de nota Reserves en Voorzieningen. 

Daarnaast is op 8 juli 2025 de motie 'Voorzien en  voorkomen' aangenomen. Hierin verzoekt de raad om in 2025 met een voorstel te komen om in raadsvoorstellen de paragraaf risico's zodanig vorm te geven, dat de raad in staat wordt om bij besluitvorming zaken als: risico identificatie, risicokwalificatie , de te nemen beheersmaatregelen en de financiële dekking, op een goede manier te kunnen laten meewegen. 

De paragraaf is onderverdeeld in vijf blokken:

  • Het risicoprofiel, hier wordt ingegaan op de bestaande risico's;
  • De weerstandscapaciteit, hier wordt bepaald wat de ruimte is om risico's op te vangen;
  • De ratio weerstandsvermogen, hier wordt beoordeeld in hoever de risico's in verhouding staan tot de weerstandscapaciteit;
  • De financiële kengetallen, hier wordt bovenstaande in een breder (vanuit het BBV) verplicht perspectief geplaats;
  • De reserve Koers 2030, hier wordt inzicht gegeven in de opbouw de reserve.

Risicoprofiel

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Risicoprofiel

Het risicoprofiel wordt bottom-up opgebouwd. Alle risico's met een ingeschatte impact van groter dan € 10.000 worden hierbij meegenomen. Per risico wordt vervolgens bepaald of het een incidenteel, of een structureel risico betreft. Een structureel risico wordt voor 2,5 jaar opgenomen in het risicoprofiel. Er is daarmee 2,5 jaar (gewogen) budget gereserveerd om voor een dergelijk risico een structurele oplossing te vinden. Dit is nodig omdat de weerstandscapaciteit niet structureel kan worden aangesproken. Naast risico's worden er soms ook kansen opgevoerd.


Per risico wordt vervolgens bepaald hoe groot de kans van optreden is. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in vier klassen: 

 

 

 

 

Dit levert vervolgens per risico een bedrag op. Met behulp van zeven risico gebieden zijn deze in onderstaande tabel weergegeven: 

Het laatste risicoprofiel van de gemeente Sliedrecht is vastgelegd in de jaarrekening 2024 welke door de raad op 1 juli 2025 definitief is vastgesteld. In de jaarrekening 2024 bedroeg het totale risico € 11,8 miljoen. Het risicoprofiel in deze begroting is ingeschat op € 13,1 miljoen. Het totale risico is daarmee verhoogd met € 1,3 miljoen. Door de besluitvorming bij de Kadernota 2026 (en dan met name omtrent het ravijn) zit er in de onderliggende risico's veel meer dynamiek dan het verschil doet vermoeden. Met name als gevolg van de maatregelen ZONDER maatschappelijke impact zijn er allerlei nieuwe risico's toegevoegd. Daarnaast zijn enkele bestaande risico's aanzienlijk kleiner geworden. Met name omtrent het gemeentefonds, niet omdat het risico is beheerst, maar omdat de budgetten omtrent het risico zijn opgehoogd.  

Tenslotte is één groot risico wat niet is gekwantificeerd, maar wat wel benoemd moet worden. Steeds vaker treffen we in Sliedrecht met PFAS vervuilde grond aan. Wanneer je met deze grond aan het werk wilt ontstaan er vragen waarbij elk antwoord meer budget vraagt dan het gaan werken met schone grond. 

De zes risico's met het hoogste risicobedrag (omvang risico x kans van optreden) worden nader toegelicht. Hiermee wordt 80% van het totale risicobedrag verklaard. 

1. Gemeentefonds, € 4.170.000 (Algemene uitkering)
De herijking van het gemeentefonds is doorgevoerd. Het effect is op dit moment beperkt tot € 37,50 per inwoner met behulp van een zogenaamde suppletie uitkering binnen het gemeentefonds. De minister heeft besloten om de volgende stappen te zetten in het effectueren van de herverdeling. Tot op heden is dit echter niet verwerkt in het gemeentefonds. In de gemeentelijke begroting is een bedrag oplopend tot € 1,2 miljoen gereserveerd om de volgende stappen in de herverdeling op te vangen. Dit heeft tot gevolg dat het risico aanzienlijk is verlaagd met € 1,8 mln. Daarnaast is als gevolg van het ravijnjaar de maatregel met ingang van 2026 genomen de ruimte onder het BCF plafond te begroten. Dit leidt tot een stijging van het risico.

2. Treasury, € 2.303.000 (Dividend en rente)
De in de begroting opgenomen ambities kennen een groot liquiditeitsbeslag, er is veel geld nodig. Geld dat niet allemaal op de bank staat. De uiteindelijk te betalen rente is afhankelijk van twee factoren. Het tempo waarmee investeringen gerealiseerd worden en de stand van de rente. Beide factoren zijn verre van stabiel en resulteren bij elke nieuwe berekening weer in een nieuwe waarde. Wanneer de rente hoger uitvalt dan begroot en wanneer alle investeringen conform planning worden gerealiseerd dan ontstaan er meer rentekosten dan begroot.  Daarnaast hebben we als gevolg van het ravijnjaar als maatregelen met ingang van 2026 ons verwacht dividend en opbrengst kasgeld meer risicovol begroot.

3. Verbonden partijen, € 2.127.000 (Verbonden partijen)
Er is sprake van een algemeen risico door deelname aan een gemeenschappelijke regeling. Negatieve exploitatieresultaten worden doorgelegd naar de eigenaren, de gemeenten. De totale bijdrage aan verbonden partijen bedraagt in 2026 naar verwachting € 49,4 miljoen. In het risico houden we rekening met een overschrijding van 2,5% van deze bijdrage. Daarnaast is in deze begroting een risico  vanaf 2028 toegevoegd omdat de financiering van jeugd vanaf dat jaar veranderd.

4. Projecten, € 1.803.000 (Projectrisico's)
Het succesvol uitvoeren van projecten gaat naast het realiseren van je inhoudelijke doelstellingen over het kunnen beheersen van je risico's. Het uitvoeren van projecten gaat inherent gepaard met risico's.  Deze risico’s bestaan bijvoorbeeld uit:
•    Risico’s die verband houden met de aard van het plan, bijvoorbeeld de aannamen over noodzakelijke werkzaamheden in verband met voorbelasting;
•    Risico’s die verband houden met het tijdstip van realisatie van het plan: veel plannen schuiven door, in afwachting van betere tijden. Dit kan leiden tot hogere rentekosten en werken door in de waarde van het plan; 
•    Risico’s die verband houden met gehanteerde parameters, bijvoorbeeld indexering van prijzen en rentestanden.

5. Dekking overhead begroten, € 1.656.000 (Organisatie)
In Sliedrecht brengen we een gedeelte van de overhead ten laste van de grondexploitaties en  investeringen. Als gevolg van het ravijnjaar hebben we als maatregel met ingang van 2026 hiervoor een jaarlijkse 'opbrengst' van € 1,7 miljoen begroot. De realisatie van dit bedrag is afhankelijk van de hoeveelheid uren die gemaakt worden door het ambtelijk apparaat op grondexploitaties en investeringen. 

6. Budget dG&J – Serviceorganisatie Jeugd, € 969.000 (Verbonden partijen)
Tussen de VNG en het Rijk zijn aanvullende afspraken gemaakt in het langlopende gesprek over de financiering van de Jeugdzorg. In zowel de mei- als de septembercirculaire heeft dit geleid tot aanvullend budget. Hiermee verdwijnen echter niet alle risico's van tafel. Het Rijk moet (nog steeds) maatregelen nemen om de eigen bijdrage mogelijk te maken. Als die niet genomen worden is het huidige budget SOJ niet toegerekend. Verder verwacht het Rijk dat er gestuurd wordt op de trajectduur. Dat gebeurt in de Drechtsteden al veel langer. Het is dan ook de vraag of de daling in de kosten vanuit dit perspectief zich nog zal voordoen, of dat die daling al eerder is opgetreden. Voor een gedeelte van dit risico is een structurele stelpost opgenomen van € 800.000. 

Weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Weerstandscapaciteit

De weerscapaciteit beschrijft het vermogen om de financiële effecten van risico's die zich voordoen op te vangen. De weerstandscapaciteit bestaat (conform de nota Weerstandsvermogen en risicobeheersing) uit het saldo van de algemene reserve, de reserve weerstandsvermogen, de niet beklemde bestemmingsreserves en de opgenomen post voor onvoorzien. Daarnaast wordt voor de weerstandscapaciteit in Sliedrecht 20% van de niet benutte belastingcapaciteit en 20% van de stille reserves gerekend. De resulteert in de onderstaande weerstandscapaciteit. Voor de B2026 zijn twee vergelijkende standen opgenomen. De stand 31/12/24 betreft de één-op-één aansluiting met het boekwerk. De stand 01/01/25 betreft de stand zoals die resulteert na de besluitvorming over de resultaatbestemming 2024. 

1. Algemene reserve
De hier gehanteerde stand van de algemene reserve wijkt af van de gepresenteerde stand in de tabel onder Reserves en voorzieningen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat het geraamde rekening resultaat 2025 in de tabel onder Reserves en voorzieningen niet is meegenomen, maar dat daar hier wel rekening mee is gehouden. Dit omdat dit een reëler beeld geeft van het beschikbare weerstandsvermogen. Het daadwerkelijke resultaat 2025 is logischerwijs nog onbekend waardoor de uiteindelijke stand op 1 januari 2026 gaat afwijken.

2. Onvoorzien
Dit betreft het begrote bedrag onvoorzien in 2026. 

3. 20% van de stille reserves
Doordat bezittingen tegen historische kostprijs moeten worden opgenomen op de balans (voorschrift BBV) is er sprake van zogenaamde stille reserves. Het gevolg hiervan is dat eventuele waardeontwikkeling niet zichtbaar is (een eventuele daling wel, want die moet direct worden afgeboekt). Een voorbeeld waarbij dit duidelijk werd is de verkoop van Eneco. Strikt gezien werd de gemeente hiervan niet rijker. Iets wat eigendom was van de gemeente (met de bijbehorende waarde) werd omgezet in geld. We onderkennen een tweetal stille reserves allereerst in het vastgoed bezit (€ 1,3 miljoen) en ten tweede in het aandelen bezit (€ 0,5 miljoen). Samen resulteren deze stille reserves in een weerstandscapaciteit van € 1,8 miljoen.

Stille reserve vastgoed
Op vastgoed is een verschil te maken tussen vastgoed waarvoor een, wat de omvang betreft, redelijke markt is zoals voor woningen en kantoren, en vastgoed waarvoor een beperkte markt is zoals voor zwembaden en sportvoorzieningen. Voor de inschatting van de stille reserve vastgoed kan een vergelijking gemaakt worden van de WOZ-waarde en de boekwaarde. Hierbij is de WOZ waarde voor het vastgoed waarvoor een beperkte markt is, uit voorzichtigheidsprincipe uitgegaan van een executiewaarde van 70% van de WOZ-waarde. Uit deze vergelijking rolt een stille reserve van € 6,7 miljoen, waarvan 20% is opgenomen in de weerstandscapaciteit (€ 1,3 miljoen).

Stille reserve aandelen
De gemeente bezit aandelen van de Bank Nederlandse Gemeenten, ROM-D, Oasen en Stedin. De aandelen BNG kennen volgens het jaarverslag 2024 van de BNG een waarde van afgerond € 80,23 per aandeel. Uitgaande van deze waarde bestaat een stille reserve in de aandelen BNG van afgerond  € 2,4 miljoen, waarvan € 0,5 miljoen is opgenomen in de weerstandscapaciteit.

4. 20% van de onbenutte belastingcapaciteit
De wijze waarop het gemoeide bedrag van de onbenutte belastingcapaciteit moet worden bepaald is beschreven in de regelgeving omtrent een eventuele artikel 12 status van een gemeente. Om hiervoor in aanmerking te komen moet de OZB-opbrengst eerst worden verhoogd tot 120% van het landelijk gemiddelde. 
Het bepalen van de onbenutte belastingcapaciteit betreft een complexe berekening welke voor Sliedrecht resulteert in een bedrag van € 2,8 miljoen. Dit resulteert in een weerstandscapaciteit van € 0,6 miljoen. 

Ratio weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Ratio weerstandsvermogen

Om te bepalen hoe de verhouding is tussen de benodigde weerstandscapaciteit en de beschikbare weerstandscapaciteit gebruik je de ratio voor het weerstandsvermogen (weerstandsratio). De weerstandsratio bereken je door de beschikbare weerstandscapaciteit te delen door de benodigde weerstandscapaciteit. Als streefwaarde voor het weerstandsvermogen hanteert Sliedrecht een ratio van minimaal 1,0. Daarmee is voldoende dekking voor het totale risicoprofiel aanwezig en wordt niet onnodig beslag gelegd op middelen die ten behoeve van de beleidsdoelstellingen kunnen worden ingezet. De berekening van de ratio weerstandsvermogen ziet er als volgt uit:

De ratio is ten opzichte van de Jaarrekening 2024 gedaald naar 0,9 en voldoet daardoor niet meer aan de norm. De daling is het gevolg van inzet van de Algemene Reserve en een toename van de risico's. De toename van het risico is vooral ingegeven vanuit het ravijnjaar en de ingevoerde maatregelen zonder impact. Deze maatregelen zijn alleen impliceren het nemen van meer risico's, door realistischer te begroten. In de jaarschijf 2026 storten we € 1.065.000 in de algemene reserve om de ratio weer boven de minimale norm van 1,0 te brengen.

De bepaling van de weerstandsratio is per definitie gebonden aan een moment in de tijd. Het is daarom relevant om naast de stand op een moment beeld te hebben bij het verloop vanuit het verleden naar de toekomst. In onderstaande tabel brengen we dat in beeld. In de tabel is te zien dat de Algemene reserve per 1 januari 2026 te laag is. Door de storting in de loop van 2026 wordt de Algemene Reserve weer op de benodigde hoogte gebracht. 

 

De grafiek bevat vijf lijnen waarbij de belangrijkste conclusie is:
•    De beschikbare weerstandscapaciteit (oranje lijn) na de storting van € 1.065.000 precies op de blauwe lijn. De beschikbare weerstandscapaciteit is daarmee gelijk aan de minimaal benodigde weerstandscapaciteit. 
•    De stand van de algemene reserve (zowel de doorgetrokken rode lijn, als de gestippelde rode lijn) ligt boven de benodigde ondergrens in de algemene reserve (groene lijn), wederom met uitzondering van de stand per 1 januari 2026). Er is daarmee sprake van een afdoende hoogte van de algemene reserve.

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Financiële kengetallen

In de P&C-documenten moet een gemeente verplicht ingaan op de financiële kengetallen. Deze kengetallen geven een beeld van de financiële situatie waarin een gemeente zich bevindt. Het betreft de volgende kengetallen: netto schuldquote, solvabiliteitsratio, grondexploitatie, structurele exploitatie ruimte en de gemeentelijke belastingcapaciteit.

De netto schuldquote is de netto schuld als aandeel van de inkomsten. Het geeft aan of een gemeente investeringsruimte heeft. Het zegt daarnaast iets over de flexibiliteit van de begroting: veel schulden en kapitaallasten leiden tot een inflexibele begroting. Een netto schuldquote tussen de 90% en 130% wordt gezien als voldoende. Een lagere netto schuldquote dan 90% wordt gezien als goed.

De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen op langere termijn te voldoen.  Het geeft de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen weer. Een percentage van 20% tot 50% wordt als voldoende gezien.

Het kengetal grondexploitatie geeft een indicatie van de verhouding van de in exploitatie genomen gronden ten opzichte van de totale baten. Het geeft een indicatie of een gemeente veel geld in grond heeft geïnvesteerd, geld dat in de toekomst moet worden terugverdiend. Een kengetal grondexploitatie lager dan 20% wordt gezien als goed.

De structurele exploitatieruimte geeft weer hoe groot de structurele vrije ruimte binnen de jaarrekening. Een kengetal groter dan 0 duidt op structurele ruimte.

De belastingcapaciteit maakt inzichtelijk welke mogelijkheden de gemeente heeft voor het genereren van hogere baten. Dit kengetal geeft weer hoe de belastingdruk zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. De woonlasten van een gezin bij gemiddelde WOZ-waarde worden afgezet tegen het landelijk gemiddelde. Is het kengetal lager dan 100%, dan zijn de woonlasten lager dan gemiddeld in Nederland. Het verschil tussen het kengetal en 100% geeft de ruimte aan om de belastingen te verhogen tot het gemiddelde.

In onderstaande tabel is dit schematisch weergegeven: 

Bij de Begroting 2026 horen de volgende financiële kengetallen:

Beschouwing financiële kengetallen
Eén kengetal in een enkel jaar geeft op zich nog niet veel informatie. Deze moeten vooral in samenhang worden gezien en naast de stand is vooral het verloop relevant op te bepalen welke ontwikkelingen spelen.

Netto schuldquote
De waarde van de netto schuldquote valt in categorie A. De ambities uit Koers 2030 vragen forse investeringen dit is terug te zien in het oplopen van de netto schuldquote. 

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio beweegt zich net boven de grens van categorie A. Voor 2026 bevindt de waarde zich in categorie B. 

Grondexploitatie
Dit kengetal valt in categorie A, vanaf 2027 is de waarde zelfs negatief. Dit wordt veroorzaakt doordat er in die jaren naar verwachting meer opbrengsten, dan kosten zijn in het totale grondbedrijf. 

Structurele exploitatieruimte
Door de besluitvorming bij de Kadernota 2026 is de structurele exploitatieruimte positief geworden, zowel in 2025 als in het meerjarenbeeld.  

Gemeentelijke belastingcapaciteit
De gemeentelijke belastingcapaciteit ligt op 93%, één procent punt beter dan in 2025. De onderliggende berekening is gebaseerd op de Coelo Atlas 2025 en daarmee op de tarieven 2025. Het kengetal dat hoort bij 2026 kan nog niet worden uitgerekend, omdat de tarieven voor 2026 nog niet bekend zijn. 

Koers 2030

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Koers 2030

Een volledig zicht op het vermogen is niet compleet zonder inzicht in de reserve Koers 2030. De reserve Koers 2030 is bedoeld om doelen uit de Koers 2030 te kunnen realiseren. Inzet vindt plaats voor specifiek goedgekeurde projecten, danwel programma's. 

In onderstaande tabel zijn de nog niet verdeelde middelen verdeeld naar de gereserveerde bestemmingen. Wanneer de bedragen op een regel muteren is er reeds een raadsbesluit over de opgenomen mutaties en is het college bevoegd de middelen uit te geven.  

Met het vaststellen van de Begroting 2026 is bovenstaande tabel op een tweetal punten aangepast. Er is besloten € 2,0 miljoen te storten in 2026, € 2,0 miljoen in 2027 en € 0,5 miljoen in 2028. Daarnaast stond er in 2026 een exploitatiebudget begroot om de boekwaarde van de scholen PWA Valkweg en OBS De Wilgen af te boeken. Het moment dat er daadwerkelijk gesloopt gaat worden is nog niet bekend. Met behulp van de reserve Koers 2030 kan het budget eenvoudig gekoppeld worden aan het jaar dat er daadwerkelijk wordt gesloopt.